Amsterdam photo gallery

Dictionaries  Glossary

Asisbiz English to Dutch Dictionary

English to Dutch Word Dictionary

English Dutch
============= =============
advance ~ aanpakken, gaan naar, genaken, naderen
  aanrukken, opmarcheren
  opmars
  in aantocht zijn, naderen
  voor-
  voorwaarts gaan
  attenderen op, attent maken op, naar voren brengen
  bevorderen, verhogen
  opdrijven, ophogen, verheffen, verhogen
  10. oplopen, rijzen, stijgen
  1terugzetten, verhaasten, vervroegen
  1bijschuiven, naderen
  1bespoedigen, verhaasten, versnellen
  1opschieten, veld winnen, vlotten, vooruitgaan, vorderen

 

 

This webpage was updated 6th March 2024

-xxx-